LES 235

God in Zijn goedheid wil dat ik ben verlost.

Ik hoef maar naar alle dingen te kijken die me lijken te kwellen en met volmaakte zekerheid mezelf te verzekeren: ‘God wil dat ik hiervan word verlost,’ om ze eenvoudig te zien verdwijnen. Ik hoef maar in gedachten te houden dat mijn Vaders Wil voor mij louter geluk is, om te merken dat louter geluk tot mij is gekomen. En ik hoef me maar te herinneren dat Gods Liefde Zijn Zoon omringt en zijn zondeloosheid voor eeuwig volmaakt bewaart, om er zeker van te zijn dat ik ben verlost en voor altijd veilig in Zijn Armen. Ik ben de Zoon die Hij liefheeft. En ik ben verlost, omdat God in Zijn goedheid het zo wil.

Vader, Uw Heiligheid is de mijne. Uw Liefde heeft mij geschapen en mijn zondeloosheid voor eeuwig tot deel van U gemaakt. Ik draag schuld noch zonde in mij, want die is er niet in U.