LES 167

Er is één leven, en dat deel ik met God.

Er zijn geen verschillende soorten leven, want leven is als de waarheid. Het heeft geen gradaties. Het is de ene toestand waarin alles wat God geschapen heeft deelt. Net als al Zijn Gedachten, kent het geen tegendeel. Er is geen dood, omdat wat God geschapen heeft Zijn leven deelt. Er is geen dood, omdat een tegendeel van God niet bestaat. Er is geen dood, want de Vader en de Zoon zijn één.

In deze wereld lijkt er een toestand te zijn die het tegendeel is van leven. Jij noemt die de dood. Niettemin hebben we geleerd dat het idee van de dood vele vormen aan kan nemen. Het is het ene idee dat ten grondslag ligt aan alle gevoelens die niet opperst geluk zijn. Het is het alarmsignaal waarop je reageert in enige vorm die geen volmaakte vreugde is. Alle smart, verlies, benauwenis, alle lijden en pijn, zelfs een klein zuchtje van vermoeidheid, een licht ongemak of de geringste frons, erkent de dood. En ontkent zo dat jij leeft.

Jij denkt dat de dood iets van het lichaam is. Toch is het slechts een idee, niet van toepassing op wat als fysiek wordt gezien. Een gedachte bevindt zich in de denkgeest. Ze kan vervolgens worden toegepast zoals de denkgeest dat beveelt. Maar ze moet bij haar oorsprong worden veranderd, wil verandering plaatsvinden. Ideeën verlaten niet hun bron. De nadruk die deze cursus op dat idee heeft gelegd, is het gevolg van de centrale plaats die het inneemt bij onze pogingen jou je denken over jezelf te laten veranderen. Het is de reden dat je kunt genezen. Het is de oorzaak van genezing. Het is de reden waarom jij niet kunt sterven. De waarheid daarvan is de grondslag van jouw eenheid met God.

De dood is de gedachte dat je gescheiden bent van je Schepper. Het is het geloof dat omstandigheden veranderen en emoties wisselen als gevolg van oorzaken die jij niet beheersen kunt, die je niet gemaakt hebt en nooit kunt veranderen. Het is de vaste overtuiging dat ideeën hun bron kunnen verlaten en eigenschappen kunnen aannemen die de bron niet bevat, waardoor ze van hun eigen oorsprong gaan verschillen, daarvan afgezonderd zowel naar aard als naar afstand, tijd en vorm.

De dood kan niet uit het leven voortkomen. Ideeën blijven verenigd met hun bron. Ze kunnen alles uitbreiden wat hun bron bevat. Daarin kunnen ze zichzelf verre te boven gaan. Maar ze kunnen niet het leven schenken aan wat hun nooit gegeven werd. Zoals zij gemaakt zijn, zo zal hun maaksel zijn. Zoals zij geboren werden, zo zullen zij op hun beurt geboren doen worden. En waarvandaan zij komen, daarheen zullen ze terugkeren.

De denkgeest kan denken dat hij slaapt, maar dat is alles. Hij kan niet veranderen wat zijn waaktoestand is. Hij kan geen lichaam maken, noch in een lichaam wonen. Wat aan de denkgeest vreemd is bestaat niet, het heeft immers geen bron. Want de denkgeest schept alles wat er is en kan daaraan geen eigenschappen geven die hij zelf niet bezit, noch zijn eigen eeuwige denkstaat veranderen. Hij kan het fysieke niet maken. Wat lijkt te sterven is slechts het teken van de denkgeest in slaap.

Het tegendeel van leven kan alleen een andere vorm van leven zijn. Als zodanig laat het zich verzoenen met wat het geschapen heeft, omdat het in waarheid geen tegendelen zijn. De vorm ervan kan veranderen, het kan lijken wat het niet is. Maar denkgeest is denkgeest, wakend of in slaap. Hij is niet zijn tegendeel in iets wat geschapen is, noch in wat hij schijnt te maken, wanneer hij meent te slapen.

God schept alleen de wakende denkgeest. Hij slaapt niet en Zijn scheppingen kunnen niet delen wat Hij niet geeft, noch omstandigheden maken die Hij niet met hen deelt. De gedachte van de dood is niet het tegendeel van gedachten van leven. Voor eeuwig zonder tegenkanting van tegendelen in welke vorm ook, blijven de Gedachten van God voor eeuwig onveranderlijk, met het vermogen zich voor eeuwig onveranderlijk uit te breiden, maar toch binnen zichzelf, want ze zijn overal.

Wat het tegendeel van leven schijnt, is alleen in slaap. Wanneer de denkgeest besluit te zijn wat hij niet is, en verkiest een vreemde macht aan te nemen die hij niet heeft, een oneigen toestand waartoe hij niet komen kan, of een kunstmatige gesteldheid die binnen zijn Bron niet bestaat, lijkt hij slechts een poosje te gaan slapen. Hij droomt van de tijd: een interval waarin wat schijnt te gebeuren nooit heeft plaatsgevonden, de teweeggebrachte veranderingen geen substantie hebben en alle gebeurtenissen nergens zijn. Wanneer de denkgeest ontwaakt, gaat hij slechts voort zoals hij altijd is geweest.

Laten we vandaag kinderen van de waarheid zijn en ons heilig erfgoed niet ontkennen. Ons leven is niet zoals wij het ons inbeelden. Wie verandert het leven omdat hij zijn ogen sluit, of maakt zichzelf tot iets wat hij niet is omdat hij slaapt en in dromen het tegendeel ziet van wat hij is? We vragen vandaag niet om de dood, in welke vorm ook. En evenmin zullen we ingebeelde tegendelen van leven zelfs maar een moment laten verblijven waar de Gedachte van eeuwig leven door God Zelf is geplaatst.

Zijn heilig huis trachten we vandaag te bewaren zoals Hij het gegrondvest heeft en wil dat het voor eeuwig en altijd zal zijn. Hij is Heer over wat wij denken vandaag. En in Zijn Gedachten, die geen tegendeel hebben, begrijpen we dat er één leven is, en dat delen we met Hem, met heel de schepping, met al haar gedachten ook, die Hij geschapen heeft in een eenheid van leven, welke niet verbroken kan worden in de dood, noch de Bron van leven kan verlaten vanwaar het kwam.

We delen één leven met elkaar, omdat we één Bron hebben, een Bron vanwaaruit volmaaktheid tot ons komt en altijd in elke heilige denkgeest verblijft die Hij volmaakt geschapen heeft. Zoals we waren, zo zijn wij nu en zullen we voor eeuwig zijn. Een slapende denkgeest moet wel ontwaken als hij ziet dat zijn eigen volmaaktheid de Heer van het Leven zo volmaakt weerspiegelt dat hij opgaat in wat daar weerspiegeld wordt. En nu is hij niet langer een weerspiegeling zonder meer. Hij wordt het weerspiegelde, en het licht dat weerspiegeling mogelijk maakt. Nu is geen visie nodig. Want de ontwaakte denkgeest is er een die zijn Bron, zijn Zelf, zijn Heiligheid kent.